Jij wilde en woelige westenwind,
Die speelt met de golvende zanden,
Je jaagt en je stoeit of je ’t heerlijk vindt
Te vormen aan duinen en stranden.

Je laat ze geen rust, maar vervormt ze steeds weer
En grijpt ze met gretige handen.
Hier haal je wat weg en daar gooi je wat neer
Van die losse en vluchtige zanden.

Ze zijn niet standvastig en staan nog niet sterk,
Je kunt ze gemakk’lijk verstrooien.
Zeg, lijkt het niet wat op kwajongenswerk,
Met het stuivende zand zo te gooien?

Je jaagt ook de golven der vloed op hen af,
Met je bolle en blazende kaken;
’t Is of je de golven die schuimkoppen gaf
Om jezelf met hun kracht te vermaken.

Je speelt met de golven van zee en van zand
En laat onze stranden zich kronk’len.
We zien z’ als een wapp’rende goudgele rand,
In ’t schitt’rende zonnelicht fonk’len.

T. H.-H.
Westenwind

delen op Facebookdelen via Twitterdoorsturen per mail